Doorgeslagen liefde – Verhaal

Share on Facebook
Share on Twitter
Share on Linkdin
Share on Pinterest

Hierbij weer tijd voor een verhaal. Alweer een tijd geleden geschreven, maar niet eerder gepubliceerd. Uiteraard aan ieder vrij om op het verhaal te reageren! Het is niet waargebeurd.

‘Staat je goed Frank, die nieuwe bril’, zegt David tegen zijn collega. Samen zijn ze aan het werk in het tankstation. Frank en David werken al lang samen en zijn daardoor meer vrienden dan collega’s. Beide staan ze in uniform achter de balie, David een man van in de veertig en Frank nog net geen zestig.
‘Haha… ja dat zal wel’, Frank kijkt weg. ‘Aah een klant’, zegt hij terwijl hij knikt naar een auto die aan komt rijden. 
‘Ja, praat er maar overheen. Ik meen het, complimenten worden vandaag de dag veel te weinig gegeven en het is een kleine moeite. Die bril staat je echt goed’, reageert David, zonder een moment aandacht te schenken aan de aankomende auto. 
‘Nou, hij was helemaal niet duur, maar ik had echt een nieuwe nodig.’ Zo weet Frank het compliment af te wimpelen. 
‘Hoe is het thuis, Frank?’
‘Geweldig! Afgelopen weekend zijn mijn kinderen en kleinkinderen langs geweest. Heerlijk met elkaar gegeten, wat worden die kleintjes alweer groot!’, reageert Frank opgetogen. ‘Bij jou? Alles goed tussen jou en Maria?’
‘Prima, alleen, ze denkt nu overal huiselijk geweld en onderdrukking van vrouwen te zien. Niet bij ons zelf hoor, maar bij vrienden, familie, buren en zelfs op straat wijst ze mensen aan.’

Er stapt een persoon uit de auto, volledig in het zwart gekleed en daarbij ook een zwarte bivakmuts over het hoofd. 
Zowel David als Frank zien het niet, het is tenslotte niet vreemd als er een auto komt aanrijden en dat daar iemand uitstapt. Op het moment dat de persoon de winkel binnenstapt, is het te laat. De figuur heeft een pistool op David gericht.

‘Geld, nu!’, commandeert een zware stem. David kijkt de man aan en bij het zien van het wapen stokt zijn adem, zijn spieren weigeren alle dienst. Er bestaat helemaal niets meer, niets behalve dat wapen, een vreselijk zwart gat waar de dood zomaar uit kan komen.
‘Geen probleem, we geven wat we hebben’, zegt Frank met een trillerige stem, terwijl hij een stap dichterbij David zet die bij de enige actieve kassa staat. 

‘Geld! Snel!’, het wapen zwaait van rechts naar links, van het hoofd van Frank naar het hoofd van David en weer terug. Nog steeds staat David als aan de grond genageld, volledig roerloos starend in de zwarte loop van het wapen. 
Inmiddels staat de gewapende overvaller vlakbij de toonbank, hij wijst met zijn wapen naar de kassa. ‘Openmaken, nu!’, maar er is geen reactie. 
Frank durft niet dichterbij te komen om de kassa te openen en kijkt angstig naar David. 
‘Oh… oké… ge… geen zorgen’, de stem komt uit de mond van David, maar is voor beide mannen onbekend. Nooit eerder hebben ze die stem gehoord. David beweegt zijn arm langzaam omlaag, zijn blik strak op het wapen. 
‘Wat doe je? Geen gekke dingen doen! Ik meen het, ik schiet je dood!’, blaft de overvaller naar David.
Zonder te reageren gaat David zijn hand verder naar beneden, naar de kassa. Hij zegt geen woord, zijn blik angstig en vastgezogen aan het wapen.
‘Stop! Anders schiet ik hém dood!’, het wapen zwaait richting Frank. 
Door deze beweging gaat alles opeens heel snel; David zijn arm schiet omlaag en hij ramt op de knop die ervoor zorgt dat de kassa openspringt, Frank springt achteruit door de dreigende beweging van de overvaller en de overvaller trekt, verschrikt, aan de trekker. Een enorme knal. De geur van kruit vult de ruimte. 

Hij ligt op de grond. In het linker glas van zijn nieuwe bril zit een gat en de vloer kleurt rood rond zijn hoofd.
David kijkt naar beneden en ziet zijn vriend op de grond liggen, de angst is weg, de overvaller totaal vergeten en daarmee ook dat zwarte wapen dat hem tot dusver zo in de macht heeft gehad.
Hij valt op zijn knieën en trekt zijn vriend van de grond, tegen zich aan. David zit met het dode lichaam in zijn armen. Hij staart volledig emotieloos voor zich uit, tot de politie hem daar weghaalt.

‘David, wakker worden lieverd.’ Maria raakt zacht de schouder van David aan. 
Zijn ogen schieten verwilderd open en ongecontroleerd maait hij om zich heen. Zijn vuist raakt Maria recht in het gezicht, net onder haar oog. 
Een schreeuw van pijn en angst vult de kamer en Maria vliegt achteruit. Ze springt uit bed om vervolgens in de hoek van de slaapkamer in elkaar gedoken op luide toon in huilen uit te barsten.
David zit op bed met zijn armen om zijn knieën geslagen en wiegt hevig heen en weer, tot het geluid van zijn huilende vrouw bij hem doordringt en hij zichzelf terugvindt. ‘Maria, nee, wat heb ik gedaan? Schatje toch…’, hij stapt uit bed en loopt voorzichtig naar zijn vrouw toe. 
Huilend zakt hij naast haar op de grond, hij merkt dat ze voorzichtig naar hem toe schuift en een arm om hem heen slaat.
‘We moeten hiermee aan de slag, schat,’ zegt ze terwijl ze haar man met doordrenkte ogen aankijkt, ‘dit kan zo echt niet langer!’
Hij kijkt haar aan en ziet een grote rode vlek in haar mooie gezicht op de plek waar hij haar net nog met zijn vuist heeft geraakt. Daaronder ziet hij een, inmiddels bijna herstelde, scheur in haar lip, nog van een vorige keer. ‘Je hebt gelijk, dit kan zo niet langer. Misschien moeten we… uit elkaar gaan.’ Hij schuift een stukje bij haar weg en huilt. ‘Je verdient iemand die jou geen pijn doet’, zegt hij tussen zijn gesnik door. 
‘Ik kan dit niet langer aan, niet zoals het nu gaat.’ Het blijft een tijd stil.
‘Frank… ik… nu…’ David huilt, zijn hele lichaam huilt hevig schokkend mee.
‘Ik ga jou zeker niet verlaten. Geloof me maar, wat er ook gebeurd, ik blijf bij jou’, laat Maria weten, zonder een spoor van twijfel in haar stem. 
David voelt dat dit absoluut waar is. Hij kent haar en weet dat ze het meent. Hij voelt een hernieuwde liefde voor haar opbloeien die een diepe schaamte met zich meedraagt. Hoe kan hij haar dit aandoen? Wat voor een monster is hij?

Maria pakt haar man stevig vast. ‘Lieverd, je moet er toch met iemand over praten, het gaat nu al maanden zo.’ Ze houdt van deze man, maar wat is hij veranderd. 
Haar wekker trekt de aandacht terwijl deze emotieloos van “04:20” verspringt naar “04:21”, alsof het de normaalste zaak van de wereld is. 
‘Het kan zo echt niet langer. Vertel me alles wat er in je omgaat, ik ben je vrouw en wil er voor je zijn. Dat verdien ik toch?’, klinkt het op vriendelijke, maar dringende toon. Ze staat op en gaat voor David staan. ‘Kijk naar mij!’ Ze begint haar vele kneuzingen aan te wijzen. Op haar borst de paarse vlekken, haar armen met donkergekleurde handafdrukken, haar heup in een diepe blauwe kleur. Na deze terechtstelling gaat ze achter David zitten en begint zijn schouders te masseren. Haar benen liggen aan weerszijden langs hem en hij ziet dat ze van onder tot boven bevlekt zijn met blauwe kneuzingen.
Een verterend schuldgevoel overmand David, niet alleen om wat hij zijn vrouw heeft aangedaan, maar ook waarom dit allemaal is gebeurd. Waar het is begonnen.
‘Het is mijn schuld’, David beweegt zich niet terwijl hij praat, aan alles is te voelen dat zijn lichaam vol met spanning zit. ‘Als ik nou gewoon… gelijk die kassa open had gedaan,’ bemoedigend masseert Maria zijn schouders, alsof ze de woorden uit hem wil wringen. 

‘Als… dan had Frank nog geleefd! Ik…’. De dam breekt, de tranen vloeien rijkelijk. 
Niet alleen David huilt, ook Maria huilt met hem mee. Samen zittend op de grond van de slaapkamer vallen ze in slaap. Een diepe en helende slaap.

Deze post delen op Social Media:

Leave a Reply