Share on Facebook
Share on Twitter
Share on Linkdin
Share on Pinterest

Het is vroeg in de avond wanneer er een mini over het grote, maar verlaten parkeerterrein rijdt. De auto stopt half in een parkeervak, het zal niemand interesseren dat de auto op deze manier meerdere plaatsen bezet. In de auto zit Janine, een vrouw die in alle opzichten voldoet aan het beeld van een succesvolle vrouw. Ze werkt haar make-up bij in de spiegel en met een aantal bewegingen zorgt ze ervoor dat haar kapsel weer in model zit.

Ze kijkt in haar tas terwijl ze naar de ingang van een groot herenhuis loopt. Achter de meeste van de grote ramen brand licht, maar dat is minimaal zichtbaar door dichtgetrokken gordijnen. De ramen zijn groot en het huis een ouderwetse uitstraling, maar Janine heeft enkel oog voor de inhoud van haar tas, ze is op zoek naar haar telefoon. Een gedaante kijkt toe van achter het glas, maar duikt weg wanneer Janine omhoog kijkt. Ze ziet een beweging, meer niet. Met haar telefoon in de hand neemt ze een moment de tijd om het gebouw te bekijken. Het is zeker drie verdiepingen hoog en minimaal 40 meter breed. Een enorme woning en het ziet er bijzonder goed onderhouden uit, iets dat haar telkens weer vervuld met verbazing. Dit is het meest bijzondere verzorgingstehuis dat ze ooit heeft bezocht en hoewel ze er niet heel veel heeft bezocht weet ze dat deze met kop en schouders boven anderen uitsteekt. Ze heeft wel eens aan haar ouders gevraagd wat er betaald wordt om opa hier te laten verzorgen, maar ze krijgt daar nooit duidelijk antwoord op. Ze moet zich daar geen zorgen om maken is vaak de strekking van de antwoorden. 

Op de bovenste verdieping, helemaal in het midden is een raam te herkennen, klein en rond met een warme oranje gloed er achter. Dat moet de zolder zijn, de plaats waarvan opa beweerd dat het daar spookt. Opa Frank is helaas niet helemaal helder meer en vertelt tegenwoordig veel onsamenhangende verhalen.  Toch is het vreemd dat er licht brandt op de zolder, de verpleegsters hebben haar verteld dat er eigenlijk niet veel gebeurd daarboven. De zolder wordt enkel gebruikt voor opslag. Opeens gaat het licht uit en verschijnt er een donkere gedaante voor het raam, vaag te herkennen als een menselijke gedaante. Een seconde later springt het licht weer aan. Er is niets te zien achter het ronde raam.

Het is bijna half zeven, bezoektijd voor de ouderen die hier wonen. Tot op heden heeft Janine het parkeerterrein nooit vol gezien, nog niet half vol zelfs. Ze staat voor de ingang een sigaret te roken, eigenlijk kijkt ze op tegen het bezoek bij opa. Hij is vandaag jarig en vijfennegentig jaar geworden, maar dat zal hij zelf niet weten. Steeds vaker  bemerkt Janine dat haar opa zich niet bewust is van waar hij is. Vaak is hij zich ook niet bewust van de mensen in zijn omgeving, soms herkent hij familieleden totaal niet, althans niet zoals ze zijn. Hij weet altijd wel heel goed wie hij zelf is, maar niet van de levensfase waar hij in zit. Het is moeilijk om hem zo te zien, maar ze weet dat ze hem moet bezoeken zolang het nog kan. Ze laat haar peuk vallen en trapt deze uit, trekt de grote zware deur open en stapt naar binnen. Een ruime ontvangsthal ligt voor haar. Een moment lang is het volledig stil en ziet ze niemand. Dan, aan het einde van de hal ziet ze twee oude mannen op de grond zitten, ze zitten in kleermakerszit tegenover elkaar en lijken ruzie te maken. Een man in witte kleding loopt op de twee af en legt op beide mannen een hand waarna ze direct terugdeinzen en op de grond in elkaar lijken te zakken. Daarna kijkt de man in het wit haar strak aan, ‘breng deze twee terug naar hun kamer,’ zegt hij op luide stem. Hij staat op en komt haar kant op, het is inmiddels duidelijk dat de gesproken woorden niet voor Janine bedoeld waren. Achter de man lopen er twee vrouwen in het wit op de oude mannen af met rolstoelen. De mannen worden één voor één in een rolstoel gehesen en weggereden. 

Inmiddels staat de verpleger vlakbij Janine en begroet haar met een vriendelijk knikje. ‘Goedenavond Janine, ik neem aan dat je hier bent voor je opa? Grote dag vandaag! Die bijzondere knul is vijfennegentig jaar geworden,’ zegt hij terwijl hij haar strak in de ogen kijkt, waarvan ze de kriebels krijgt. Dat is overigens iets dat haar wel vaker overkomt in dit gebouw. Wat hij zojuist met die twee andere gasten heeft gedaan is haar niet duidelijk, maar het lijkt een bijzonder manier van omgaan met ouderen. ‘Ja, inderdaad. Ik ben hier voor mijn opa,’ zegt ze op rustige toon. 

‘Je weet zijn kamer te vinden, of wil je dat ik met je mee loop?’

‘Nee, komt helemaal goed. Bedankt.’

Nog voor Janine haar zin heeft afgemaakt loopt de man weg in de richting waar de rolstoelen heen gereden zijn.

Janine besluit om direct naar de kamer van opa Frank te lopen en gaat linksaf de gang in. Opa zit op de bovenste verdieping, vlakbij de trap naar de zolder, iets waar hij naar eigen zeggen niet blij mee is. Driemaal klopt Janine op de deur voordat ze zacht gestommel in de kamer hoort. Misschien was opa in slaap gedommeld? 

De deur gaat open en in de deuropening straalt een lachend gezicht van een oude, gerimpelde, grijze man. Het is duidelijk dat hij blij is om haar te zien.

‘Jenny! Stralend als altijd, lieverd je wordt er elke dag jonger op lijkt het wel,’ een seconde later is de deur volledig open en heeft Frank het meisje stevig in zijn armen. Zijn lippen drukt hij stevig op die van Janine, zijn hand glijdt naar beneden en knijpt haar stevig in haar linker bil.

Dit is niet de eerste keer, maar toch is Janine door deze actie overvallen. Ze duwt Frank achteruit en zodra haar lippen vrij zijn begint ze te praten. ‘Opa, ik ben het Janine! Uw kleindochter. Ik ben Jenny niet.’ 

Verschrikt laat hij haar los en doet een stap achteruit, ‘sorry lieverd. Ik dacht… nou, je weet wel.’ Hij loopt de kamer in en gaat op een brede fauteuil zitten terwijl hij zijn kleindochter met een rood hoofd aankijkt.

Janine volgt zijn voorbeeld en gaat schuin tegenover hem zitten, ‘het is al goed opa, ik hou ook van u!’ Ze grijnst wat ongemakkelijk naar hem, ‘maar misschien wel op een andere manier.’ Samen lachen ze.

‘Meisje, het spijt me echt hoor. De manier hoe ik… nou ja… je… ik dacht echt dat je Jenny was. Je lijkt zo op haar, het was alsof ik mijn meisje weer zag. Ik voelde me ook echt weer achttien.’

‘Het is al goed opa, die zoen had u toch wel gekregen. U bent jarig!’

Janine ziet aan de ogen van haar opa dat hij haar wel heeft gehoord, maar niet begrijpt. Steeds vaker lijkt hij ver bij de werkelijkheid vandaan te zijn. Het vreselijk om hem zo te zien en tegelijkertijd ook weer mooi. Hij lijkt gelukkig te zijn, gelukkig in de gedachte dat hij jong is en zeker niet in de levensfase waar hij in zit.

‘Er zit soms zo een mist in mijn hoofd… dit is dan hoe ik wakker wordt,’ zegt opa Frank. Zijn stem klinkt verdrietig. Hij is nu duidelijk in het hier en nu. ‘Ik weet niet wat ze me hier geven, maar ik,’ opa stopt met praten en lijkt diep in gedachten verzonken.

‘U bedoelt de verpleging? Ze geven u pillen?’

Frank schrikt op uit zijn gedachten en kijkt Janine strak aan, ‘nee… soms komen ze binnen met een spuit die ze dan in mijn arm steken. Direct daarna heb ik de meest kleurrijke dromen.’ Hij kijkt haar bezorgd aan, ‘wanneer ik dan wakker word… dan is het soms alsof ik nog steeds aan het dromen ben. Soms herleef ik de tijd dat ik je oma heb leren kennen, maar soms ook veel eerder, de tijd dat ik nog op school zat.’

Zowel Frank als Janine schrikken op als er opeens hard op de deur geklopt wordt. 

De deur gaat langzaam open en een verpleegster kijkt naar binnen, ‘ooh sorry Frank, je hebt bezoek.’ Direct gaat de deur weer dicht en achter de deur klinken vervagende voetstappen.

Het horen van de voetstappen die steeds verder weg klinken doet Janine denken aan het feit dat ze deze nooit dichterbij heeft horen komen. Wat is er toch met deze plek? Bedenkt ze terwijl ze naar haar opa kijkt.

‘Ooh Jenny! Wat goed om je hier te zien.’

‘Opa, ik ben het, Janine, je kleindochter.’

‘Natuurlijk liefje, dat wist ik wel.’

Zachtjes trekt Janine de deur dicht en kijkt op haar telefoon. Het is negen uur en ze heeft opa op bed achtergelaten waar hij in slaap is gevallen. Het verhaal over de spuit blijft in haar hoofd rondspoken, is dat wat ze de verpleger ook zag doen toen ze binnen kwam? Stak hij een spuit in die twee mannen? 

Opa heeft het in eerdere bezoekjes vaker gehad over de zolderkamer en dat hij zeker weet dat daar vreemde dingen gebeuren. Eerdere keren heeft ze de verhalen van haar opa naast zich neergelegd, hij is tenslotte vaker verward.

In plaats van naar huis gaan heeft Janine deze keer het idee om eens op onderzoek uit te gaan. Had ze vanaf het parkeerterrein niet iets gezien op de zolder? De zolder waar opa ook vaak verhalen over heeft? Ze besluit om haar onderzoek daar te starten. 

Zachtjes loopt ze naar de trap die naar de zolder gaat. Er is verder geen geluid te horen in het gebouw, alles en iedereen lijkt te slapen. Natuurlijk weet Janine wel beter, er is altijd personeel wakker en ze weet ook dat die zeer binnenkort een ronde gaan doen. Bezoektijd is officieel tot negen uur, maar het is niet ongebruikelijk dat bezoek langer blijft. Zo verwacht ze dat ze zeker een half uur de tijd heeft voordat er personeel komt kijken.

Stapje voor stapje gaat ze de trap op, voor de deur die toegang tot de zolder verleend blijft ze staan. Ze legt haar oor op de deur om er zeker van te zijn dat ze zonder opgemerkt te worden naar binnen kan.

Wanneer Janine er zeker van is dat er niemand op zolder is doet ze langzaam de deur open en kijkt ze naar binnen. 

Het is donker op de zolder. Er valt een straaltje licht door het ronde raam naar binnen, het witte licht van de maan. Janine stapt de zolderkamer binnen en doet de deur dicht, langzaam beginnen haar ogen te wennen aan het schaarse licht in deze kamer. De kamer is ouderwets, dat is direct duidelijk, ouderwets en rommelig. Een oude houte vloer waarvan verwacht kan worden dat deze kraakt onder elke stap, een houten nogal nutteloze kapstok in de hoek. Wat ook opvalt is dat er geen gordijnen zijn, niets waarmee het ronde raam afgeschermd kan worden.

Opeens ziet ze een schim door de kamer schieten van de ene kant van de zolder naar de andere. Er ontsnapt een korte gil die direct gesmoord wordt door de eigen hand van Janine. 

‘Is hier iemand?’ Komt er met een fluisterstem uit Janine.

‘Nee hoor,’ klinkt er een vriendelijk stem op nog geen twee meter bij haar vandaan.

Janine slaakt wederom een kreet, dit keer kost het iets meer tijd voor hij gesmoord wordt en dit keer ook niet door haar eigen hand. Ze zakt snel weg in een kleurrijke droom.

Met een wilde zwaai van haar armen schrikt Janine wakker. Ze kijkt recht in het gerimpelde gezicht van een vrouw waar ze de leeftijd moeilijk van kan inschatten. Het gezicht van deze vrouw is vrolijk, haar ogen glimmen van vreugde, haar mond is omhoog gekruld in een brede glimlach. Er is iets aan het gezicht dat maakt dat Janine zich direct vol voelt stromen met angst. Ze probeert te gillen, maar merkt dat haar mond dichtgehouden wordt. 

‘Nee… je moet stil zijn. Anders pakken ze je straks van me af,’ zegt de vrouw met een piepend stemmetje. Het is een stem van een klein kind die totaal niet past bij de diepe groeven die haar gezicht tekenen. 

‘Hmm.’

‘Hihi, sorry hoor,’ zegt de vrouw terwijl ze haar hand weghaalt van de mond van Janine. ‘Niet gillen hoor!’

‘Wie, wie bent u? Waar ben ik?’

‘Op mijn kamer natuurlijk!’ De oude vrouw stapt achteruit en begint zwierig door de zolderkamer te dansen.

Inmiddels is alles goed te zien in de kamer, het licht is aangezet. Janine kijkt de kamer rond. Ze voelt hoe angst als duistere, koude handen om haar hart geslagen zijn. Deze kamer komt regelrecht uit een horrorfilm. Er staat een grote staande spiegel met fraai houtsnijwerk. Een enorme staande kast waar zich zomaar een heel sneeuwlandschap achter zou kunnen bevinden. Ook ziet ze een bureau van hout, alsof het uit een antiekwinkel komt, met dikke dossiers op een grote stapel. In de hoek ziet ze een ziekenhuisbed met daarnaast een medicijnkast, het enige in heel de kamer dat er modern uit ziet. De medicijnkast is zo te zien goed afgesloten, een dik hangslot hangt aan de buitenkant.

Terwijl Janine langzaam overeind gaat staan bemerkt ze een enorme hoofdpijn. Haar beide handen slaat ze om haar voorhoofd heen en ze kreunt.

‘Ah, heb je pijn? daar heb ik wel iets voor,’ zegt de oude vrouw die direct aan komt lopen met een plastic dokterstas. Ze haalt uit de tas een nep spuit en drukt die tegen de arm van Janine aan. ‘Zo, nu is het over!’

‘Ja, dankje daarvoor,’ reageert Janine vriendelijk alsof ze tegen een kind spreekt. ‘Wat is dit hier?’

‘Dit,’ zegt de vrouw en ze draait een rondje met haar armen wijd uitgestrekt, ‘dit is mijn kamer!’

Ze loopt naar het bureau toe en begint door het bovenste dossier te bladeren. Het is een dossier van een man die recent is opgenomen. Elke pagina begint met een datum, een leeftijd en een foto. Op de foto’s is duidelijk te zien dat de man in de loop van weken er steeds jonger uit begon te zien. Onder de foto’s staan soms lange stukken tekst en soms enkele steekwoorden. Ze zijn hier bezig met experimenten! 

‘Ze zijn op zoek naar een verjongingskuur!?’

Janine bladert door naar de laatste pagina van het dossier, de datum is van slechts een week geleden en de foto is van een lijk. Op de pagina staat groot ‘Overleden’ en ze legt een hand over haar mond.

Janine bladert door het dossier heen en merkt niet dat de deur achter haar open gaat.

‘Dit moet gestopt worden,’ zegt ze hardop. ‘Opa… wat doen ze met je?’

‘Wij? jongedame, wij helpen hem!’

Janine draait zich om en kijkt in het gezicht van een brede verpleger volledig in het wit gekleed. Hij heeft één hand achter zijn rug en zijn andere hand beweegt hij rustig gebarend in haar richting. Janine weet bijna zeker dat in de hand achter zijn rug een chemisch goedje zit dat haar in slaap moet brengen. 

‘Nee, niet slaap! Mijn vriendin,’ roept de oude vrouw die aan komt rennen en de man om zijn hals springt. 

Opeens gaat het heel snel, de man steekt inderdaad een spuit in haar arm en gooit haar opzij zonder veel moeite. De oude vrouw kan ook onmogelijk meer dan vijftig kilo wegen. 

Deze actie heeft er echter wel voor gezorgd dat hij nu ongewapend tussen haar en de uitgang in staat. Janine beseft zich dat dit het moment is om te kunnen ontkomen. 

Ze rent op hem af en geeft hem een forse duw tegen de borst.

Het is genoeg om hem uit balans te krijgen en voor Janine om langs hem te komen. Een seconde later is ze onderweg naar de deur, weg van deze zolder. Een stevige hand klemt zich om haar bovenarm heen en zorgt ervoor dat ze niet verder komt. Ze slaakt een harde gil en slaat wild om zich heen. Haar rechterhand raakt de man in het gezicht en haar nagels laten brede rode strepen achter op zijn wang. De hand om haar arm laat los om de verwonding van de nagels te bedekken.

Op dat moment weet Janine de deur te bereiken, ze springt door de deuropening en trekt de deur achter zich dicht. Ze rent de trap af en botst onderaan de trap tegen de borst van opa Frank aan. 

‘Opa! Kom, we moeten gaan,’ zegt ze met duidelijke paniek in haar stem. Ze grijpt hem bij de arm en zonder protest volgt hij haar. Wanneer ze door de gang naar de uitgang rennen kijkt Janine over haar schouder, ze is verbaasd dat niemand hen lijkt te volgen. Hand in hand rennen opa en kleindochter door het grote herenhuis tot ze de ontvangsthal bereiken.

‘Stop! Ik kan jullie niet laten gaan,’ het is een verpleegster die bij de deur staat te wachten. Ze ziet er niet bedreigend of gevaarlijk uit. In haar hand heeft ze een telefoon. ‘Anders moet ik de politie bellen. Dit is ontvoering!’

Janine kijkt over haar schouder, er is nog geen teken van een achtervolger. Zonder woorden duwt ze de verpleegster opzij en rent ze samen met haar opa de deur uit.

Eenmaal in de auto durft ze haar opa in de ogen te kijken. Hij kijkt terug met de blik van een verliefde tiener.

Deze post delen op Social Media:

Leave a Reply